Ik ben hier

De laatste keer dat ik hier iets schreef, was ik net terug van mijn reis. Ik woonde bij mijn ouders. Ik was niet langer onderweg en voelde voor het eerst het zware gewicht van werkloos zijn. Zwervend door dat vreemde doelloze niemandsland kon mijn hoofd maar één ding: dromen over mijn volgende bestemming.

Een huisje in het bos, had ik bedacht. Een hondje. Een moestuin. Ik fixeerde me op die stip op de horizon. En de tijd die ik nodig zou hebben om de afstand  van het hier en nu naar dat ene specifieke stipje te overbruggen, voelde als een periode die ik door wilde spoelen. Ik wilde zo snel mogelijk dáár zijn, op die fabelachtige plek die ik voor mezelf had bedacht.

Omdat ik graag in het later wilde wonen, praatte ik honderduit over mijn plannen. Ik hoopte dat het hardop uitspreken van mijn dromen me aan de uitvoering vast zou ketenen. Dat ik het mezelf meer zou beloven als anderen het ook wisten, dat de tijd dan misschien zou versnellen. Ik schreef notitieboekjes vol met ideeën, begrotingen, bestemmingen. Ik solliciteerde me een slag in de rondte, want plannen maken is gratis, maar de realiteit kost geld. Het voelde koortsachtig. Rusteloos. Ik raakte gefrustreerd van alles wat me vertraagde. Want ik moest en zou, sneller, verder. Ik had haast, geen geduld voor de realiteit.

Ik stopte ook met hier schrijven. Ik denk omdat de stukken die ik hier afgelopen zomer schreef alleen konden ontstaan bij gratie van het stilstaan en observeren. En precies dat deed ik niet meer. Want in mijn hoofd was ik al ergens anders.

Nu is het een half jaar later. Ik zit in de woonkamer van het eerste huis dat alleen van mij is. Nog nooit eerder hoefde ik niks te delen met familie, huisgenoten of een partner. Vanzelfsprekend heb ik de muren daarom lila en geel geverfd, en bij de kringloop bontgekleurde borden gekocht. Niemand vertelt mij hoe het moet.

Dit huisje is geen huisje in het bos. In plaats van bomen ben ik omringd door bakstenen, door kranen en containers, door asfalt en door het water wat door de havens stroomt. En dat is wennen. Ik woon in een stad waar claxonneren iedereens eerste taal is, het gesuis van de metro echoot over mijn balkon, de neonlichten schijnen door mijn ramen. Ik heb nog geen gordijnen. Ik heb een wasmand die voorlopig dienst doet als prullenbak. Ik heb namelijk nog geen prullenbak, en ik heb ook nog geen wasmachine.

Wat ik wel heb: zin om te schrijven. Zin om de dagen bewust mee te maken, om rustig de afstand van hier naar die stip in het later af te leggen, en ondertussen alles te zien wat ik tussendoor tegen kom. Zin om een nest te bouwen tussen de wolkenkrabbers, en van daaruit verder te kijken. Een week geleden heb ik hier voor het eerst geslapen. Toen lag er alleen nog maar een matras. Inmiddels staat er ook een bank, een bureau, twee kasten en een salontafeltje, en de vloer is bezaaid met heel veel onuitgepakte zakken en dozen. Op de nagel van mijn linkerpink zit nog grondverf. Ik heb veel te veel fruit in huis voor één persoon, maar de mandarijnen kleuren in ieder geval mooi bij de muren. Mijn zomerjurken hangen voor de ramen. Ik ben hier, en nergens anders.

Vijftig tinten groen

‘Ik moet helaas 15 cent extra rekenen voor wegwerpbekers. Of heeft u een eigen beker bij u?’
Het is half 10 op zaterdagochtend en mijn vader en ik staan in een koffiezaakje in Blijdorp. We zijn in Rotterdam voor een cursusdag, en we zijn vroeg. De koffiezaak is fijn, met zonlicht, planten en een goedlachse barista. Toch neem ik mijn kopje koffie aan met een steek van schuldgevoel. Op de net niet papieren wegwerpbekertjes (want: laagje plastic) staat het icoontje van een dode schildpad.

Sinds mijn tijd in Portugal heb ik definitief mijn hart verloren aan het idee van ecologisch wonen. Mijn dromen over een moestuin, een hondje en een (tiny) huis in de natuur zijn beslist niet nieuw. Maar sinds ik van dichtbij heb gezien hoe mensen er vorm aan geven, is het nog meer gaan kriebelen. Vandaar dat ik me bij thuiskomt in Nederland direct inschreef voor een informatieve cursus over off-grid en zelfvoorzienend wonen. 

Mijn vader en ik lopen met onze koffie richting de Bergsingel. De cursusdag wordt gegeven in een kerk. Om een of andere reden vind ik het spannend. Ik beschouw mezelf als best bewust: vegetariër, tweedehandskoper, treinreiziger, consuminderaar. Maar ik ben niet perfect, en ik weet uit ervaring dat het eco-evangelie soms behoorlijk orthodox kan zijn. De kerkbanken zullen mogelijk gevuld zijn met mensen die het beter doen dan ik. Mensen in zelfgenaaide hennepvesten, koffie drinkend uit zelf meegebrachte thermoskannen. Ik ontdoe me gauw van mijn dode schildpad-beker.

Ik had verwacht dat mijn ouders mijn droom overdreven of onhaalbaar zouden vinden. In hun ogen ben ik op dit moment al vrij streng in de leer. Mijn ouders zijn natuurliefhebbers. Maar ze zouden niet gauw een kwartier lang met hun groenafval door de stad wandelen om te composteren, zoals ik twee jaar in Den Haag deed. En het idee van tiny houses of zelfvoorzienend leven klinkt ze vooral oncomfortabel in de oren. Toen ik hen bij thuiskomst vertelde dat ik me écht wil gaan focussen op deze materie, gebeurde er echter iets geweldigs. Ze besloten me te helpen in mijn zoektocht.

Vandaar dat mijn vader vandaag naast me op een stoeltje zit, in een achteraf lokaaltje van de Bergsingelkerk. De cursus is van Strohplatz. N., die de cursus geeft, kocht tien jaar geleden een perceel grond met boerderij en schuur in Duitsland. Strohplatz is niet alleen een zelfvoorzienend project, maar ook een kenniscentrum waar N. cursussen over zelfvoorzienend leven en permacultuur geeft.

Er is koffie, thee en verse worteltaart. Ik verwachtte een grote groep mensen, maar uiteindelijk zijn we slechts met vier cursisten. Een vijfde persoon komt nooit opdagen. Bij het voorstelrondje biecht de eerste vrouw op dat ze ‘milieubewust is opgevoed, maar nu niet veel verder komt dan afval scheiden’. Ze is op zoek naar praktische tips om haar huis in Rotterdam te verduurzamen. De andere vrouw heeft een off-grid chalet in België waar ze kookworkshops wil geven. Dan ben ik er nog, het oriënterende groentje, met mijn vader als secondant.

N. blijkt verfrissend nuchter met zijn blik op duurzaamheid. Geen strenge predikant, maar een praktisch ingestelde beoefenaar. Hij benadrukt dat we minder zwart-wit moeten denken als het om ecologische oplossingen gaat, omdat je anders alle prima lichtgrijze oplossingen links laat liggen. Hij heeft gelijk. Streven naar perfectie werkt sowieso verlammend, weet ik uit ervaring. Het gevoel hebben dat je het nooit goed genoeg doet, leidt al gauw tot het ‘Laat maar!’-effect. En dat terwijl doen precies de sleutel tot verandering is.

N. weet daar alles van. Hij is het voorbeeld van iemand die juist wel doet, en daardoor nu heel veel kennis bezit. Hij neemt ons in een noodvaart mee in de wereld van zonneboilers, strobouw en composttoiletten. Ik maak driftig aantekeningen in mijn boekje en ook mijn vader pent fanatiek mee. Wij, de cursisten, concluderen tijdens de dag unaniem dat we gewoon zin krijgen om een huis te bouwen. Een ecologisch huis, welteverstaan.

We doen allemaal maar ons best, realiseer ik me in de auto richting huis. Sommige mensen doen dat groots, door zelfvoorzienend te leven en er cursussen over te geven. Anderen doen het wat kleiner, door hun huis beter te isoleren, afval te scheiden of een stukje minder vlees te eten. En weer anderen doen het zo: ze stellen zich open voor nieuwe ideeën, en gaan met hun dochter mee naar een off-grid cursus.

Op zoek (naar werk)

Ik zit bij mijn ouders aan de keukentafel. Mijn moeder en ik hebben net verhuisdozen klein gevouwen en in een IKEA-tas gepropt. Straks vertrek ik naar Den Haag om mijn laatste spullen uit het huis van mij en mijn ex te verhuizen. Op mijn laptop staan meerdere tabbladen open met vacatures. Het voelt gek: ik sta op het punt de deur naar mijn vorige leven achter me dicht te trekken, terwijl ik tegelijkertijd nog niet weet welke nieuwe deur open zal gaan.  

Mijn telefoon licht op. Ik herken de naam van een recruiter waar ik vorige week een aantal keer mee gebeld heb. Ik heb een goed gevoel over onze gesprekken en de teksten van mijn vorige baan die ik heb meegestuurd. Ze heeft me voorgesteld bij een bedrijf waar ik mogelijk aan de slag kan als copywriter. Ik neem op in de hoop dat ze goed nieuws voor me heeft.

Het tegenovergestelde blijkt waar. De werkgever heeft mijn blog gelezen, en is daarvan geschrokken. Uit de stukken komt naar voren dat ik ‘zoekende ben in het leven’. Ze vragen zich daarom af of ik wel klaar ben voor een nieuwe uitdaging. Ook de recruiter zelf vond de tone of voice van mijn stukken moeilijk te rijmen met de energieke en gezellige gesprekken die ze met mij gevoerd had.

Ik ben verbaasd. Ik solliciteer op uiteenlopende functies, maar de meeste daarvan hebben iets met tekst en schrijven te maken. De afgelopen jaren schreef ik onder meer commerciële content, wetenschappelijke artikelen, informatieve teksten, social media posts en interviews voor allerlei partijen. Overigens zelden met mijn naam eronder. Maar ik schreef óók fictie, theaterteksten en persoonlijke stukken. Vandaar dat deze website op mijn CV en LinkedIn te vinden is.

En ik schrijf hier inderdaad over mijn persoonlijke zoektocht van de afgelopen maanden. Mijn relatie liep stuk, waardoor ik mijn huis kwijtraakte. Omdat ik ook al een tijdje twijfelde over mijn baan, besloot ik in de chaos voor mijn passie te kiezen. Ik nam ontslag, ging drie maanden op reis, en schreef stukken over mijn ervaringen en levensvragen. Ik reflecteer in deze stukken ter plekke op zowel mijn fysieke als innerlijke reis. Een artistieke uitdaging waar ik tot nu toe veel heb uitgehaald.

Jezelf onder de loep nemen is de meeste schrijvers niet vreemd. Veruit de meeste van ons werken in ieder geval voor een deel met hun eigen ervaringen, en er zijn legio makers die zichzelf uitsluitend als uitgangspunt nemen. Ook ik schreef al eerder over mezelf. Een essay over introvert zijn, een reeks stukken over irreële angsten en zelfs als puber blogde ik al over mijn belevingswereld. Dat ik daarnaast prima in staat ben om allerlei andere content te schrijven, mag blijken uit mijn CV en overige referenties.

Door het gesprek met de recruiter heb ik even getwijfeld mijn werk van de afgelopen maanden offline te zetten. Kennelijk is het ongeloofwaardig dat ik gezellig en energiek kan zijn in een professionele setting, terwijl ik daarnaast ook schrijf over de meer existentiële vraagstukken in mijn leven.

Toch voelt dat wrang. Als ik dergelijke stukken zou kunnen verkopen, zou er namelijk geen vuiltje aan de lucht zijn. De Happinez en Flow staan vol columns over zingeving. Eva Hoeke had deze week nog een luchtige column in VK Magazine over haar midlifecrisis, en de veelgeprezen Édouard Louis schreef vijf boeken vol over zijn zelfonderzoek. Om nog maar te zwijgen over werk als bijvoorbeeld dat van Kluun.

Ik wil niet beweren dat mijn schrijfwerk in de buurt komt van dergelijke schrijvers. Maar aan de andere kant: je moet als auteur ergens beginnen. Is dit niet de realiteit van vele creatievelingen? Overdag logo’s ontwerpen, ’s avonds stormachtige olieverfschilderijen van de innerlijke wereld maken. Doordeweeks muziekdocent, zaterdag alle emoties eruit op de bühne. Postbezorger, conciërge of nachtbewaker, en in de vrije tijd die dichtbundel schrijven. Veel van ons hebben een ‘normale’ baan terwijl we ondertussen ook aan de weg timmeren als maker, omdat we niet van de kunst kunnen (of willen) leven.

Deze blog is het bewijs van veel dingen. Enerzijds van zoeken, voelen, reizen. Vragen stellen en nog niet alle antwoorden weten. Van emotionele verwerking met creatieve expressie combineren. Maar aan de andere kant ook van doorzettingsvermogen, uitdagingen aangaan (!) en kalm handelen in stressvolle situaties. Van 25 uur per week fysiek werk in Spanje en Portugal, en daarnaast nog twee keer per week een coherent stuk publiceren. En van de skills die ik in huis heb: taalgevoel, een vlotte pen, en redactievaardigheden.

Mijn plan voor nu? Blijven schrijven. Over dertig en onverhoopt vrijgezel zijn, nieuwe uitdagingen aangaan, zoeken naar antwoorden. En blijven solliciteren, zodat er in ieder geval één belangrijk vraagstuk opgelost wordt. Ik hoop dat mijn sollicitatiebrieven terecht komen bij mensen die snappen dat ik zowel de mijmerende schrijfster als de professionele energieke copywriter ben. En dat het één het ander niet uitsluit, maar juist verrijkt.   

Vroeger en later en hier en nu

De buurvrouw draait aan een metalen pin en met gepiep en gekraak komt het wit-geel gestreepte zonnescherm omhoog. Het geluid kondigt het einde van de zomer aan. Ik zit met mijn benen opgetrokken op de felgroene tuinkussens. Een verdwaalde vlinder fladdert loom richting de heester in de hoek van de tuin, waar nog enkele paarse bloemen in zitten.

Sinds ik terug ben in Nederland, ben ik vervallen in een patroon waar ik eigenlijk al heel lang vanaf wil. Mijn agenda loopt vol met afspraken, en mijn gesprekken gaan over vroeger of later. Natuurlijk is dat niet altijd erg. Ik geniet van de jeugdherinneringen die ik ophaal met mijn moeder. We lachen om de verhalen van vroegere zomervakanties; de zee waar we groen van de algen uitkwamen, de camping waar een hert rondliep, de zomer vol regen in het Zwarte Woud.

Tegelijkertijd maak ik plannen. Ik prik ideeën vast en hang er mijn dromen aan op. Ik fantaseer over het leven wat ik wil gaan creëren. Ik kijk uit naar de avonturen die gaan komen. Ik lig in bed en beeld me de weg in die ik wil nemen. Ik zie alles al voor me.

Maar om bij later uit te komen, moet je eerst door het hier en nu. Toen ik op reis was, lukte dat me bijzonder goed. Ik leefde van dag tot dag, liet de momenten gewoon op me afkomen. Het grappige is dat daardoor geen dag verkeerd besteed voelde. Ongeacht of ik een blog had geschreven, een hele dag in de bus had gezeten of gewoon twee uur lang muziek had geluisterd en naar het water had gestaard. Het was altijd gewoon goed, precies zoals het was.

Die modus is nu ver te zoeken. Ik voel me schuldig en lui als ik op de bank een boek lees. Ik moet zo snel mogelijk werk vinden. Nuttig zijn. Me vooruit bewegen. Ik moet appjes beantwoorden en afspraken inplannen met iedereen die de afgelopen maanden zijn best heeft gedaan om bij me in te checken. Ik moet alle hokjes afvinken, zo snel mogelijk weer de rol innemen die mijn omgeving van me gewend is.

Ik voel ook: als ik verder wil, dan moet de vaart erin blijven. Ik mag nu niet afremmen, niet nu ik zoveel plannen heb. Tegenstrijdig, want als ik ergens van genoot in de afgelopen maanden, dan was het wel het gebrek aan vaart. De afwezige agenda. Het niet verder kijken dan morgen. Alles van dag tot dag bekijken, niet voortdurend de snelste weg hoeven af te leggen.

Ik kijk naar de vlinder op de heester, hoor mijn moeder rommelen in het huis. De zonneschermen zijn al omhoog, maar tegen de weersverwachting in komt de zon toch nog even tevoorschijn van tussen de wolken. Ik zit daar een tijdje, en sta dan op. Van verstilling krijg ik altijd zin om te schrijven.

In suburbia

Het is woensdagavond en ik sta op mijn blote voeten in de gymzaal van mijn vroegere basisschool. De lijnen op de vloer zijn dezelfde die ik me kan herinneren, al lijken ze opnieuw overgeschilderd. In de kleedkamer staat dezelfde houten bank die de ruimte schuin in tweeën verdeeld. In het hok staan de springplanken, de bok en het rek met trefballen. Zelfs de witte klodders vogelstront op de ramen lijken dezelfde als twintig jaar geleden.

Om me heen staan mijn moeder, vier andere vrouwen en nog twee mannen. We volgen in opperste concentratie de bewegingen van een derde man die voor de groep staat. Af en toe krijg ik aanwijzingen. Knikkers tussen de vingers. Sluipen als een kat. Tennisballen onder je oksels. Ontspan. We eindigen de avond in een cirkel. Ik duw mijn handpalmen tegen elkaar en buig mijn hoofd. De tai chi klas is over. Mijn moeder en ik zeggen gedag en wandelen in twee minuten terug naar de voortuin van ons huis.

Sinds een week ben ik terug in Nederland. Ik verblijf in een logeerkamer in het huis van mijn ouders. Mijn moeder heeft mijn favoriete kledingstukken netjes opgehangen aan hangers, en de hangers aan een kapstok. Beneden hangen Welkom Thuis-ballonnen aan de lampen. Er is havermelk in huis, en vleesvervangers. Mijn zussen organiseerden een verjaardagsdiner voor me. Mijn ouders vertellen me dat ze op zoek zijn geweest naar een kast, zodat ik mijn spullen kwijt kan.

Ik ben bijna tien jaar geleden uit huis gegaan, en het stond niet per se op de planning om op mijn dertigste terug te keren. Dat ik terug naar Nederland zou komen in september stond wel vanaf het begin van mijn reis vast. Ik kamp al mijn halve leven met buikpijn en andere onduidelijke klachten, en krijg deze maand eindelijk een grondig onderzoek in het ziekenhuis. Ook deel ik op papier nog een huis met mijn ex, en in de praktijk staan er ook nog spullen van mij in dat huis.

Ik moest terugkomen. Ik heb hier dingen te doen. Niet per se leuke dingen, wel dingen die gedaan moeten worden. En ik was er eerlijk gezegd ook aan toe. Drie weken stedentrippen leerde me dat ik niet heel graag voortdurend onderweg ben. Reizen is leuk, tot op zekere hoogte. Maar het gevoel geen doel te hebben behalve maar ergens aan komen begon al gauw aan me te knagen. Ik ben liever langdurig op één plek.

Maar welke plek? Ik zit op de rand van mijn bed en luister naar de voicememo’s van vriendinnen. Lieve, troostvolle stemmen vertellen me dat ik me niet voor deze fase hoef te schamen. Dat volwassen zijn er nu eenmaal anders uit ziet voor onze generatie. En dat er ook iets moois zit in terugkeren naar je ouders, omdat je het kunt zien als een nieuw startpunt. Opnieuw beginnen met opgroeien.

Ik spendeer mijn dagen met het schrijven van verhalen en sollicitatiebrieven. Ik dop boontjes met mijn moeder en maak een wandeling over de dijk achter ons huis. Ik fiets langs het meer naar het dorp op de elektrische fiets van mijn moeder en roep over mijn schouder naar mijn vader dat het schandalig is hoe hard ik ga zonder enige inspanning. Ik verbaas me over hoe alles hetzelfde en toch anders is.

Ik praat veel met mijn ouders. De gesprekken tussen ons zijn open en prettig. Ik doe mijn best om mijn draai te vinden in een leven wat zowel bekend als vreemd voor me voelt. ‘Je kunt altijd terug komen.’ Dat is iets wat iedereen tegen me zei, toen ik aan mijn reis begon. Maar terwijl ik me door mijn geboorteplaats beweeg realiseer ik me dat dit niet helemaal waar is. Er is nooit echt een weg terug. Je kunt alleen vooruit.

Wiener Wiedersehen 

Het is kwart voor tien ‘s avonds op een woensdagavond en vriendin W. en ik kopen kaartjes voor een achtbaan. Het thema van de achtbaan is ‘boerderij’. Bij de wachtrij staat een robotpaard in tuinbroek die een grote stapel rubberen banden tilt. Het paard beweegt mechanisch en blikkerig, zoals alles in pretpark Prater. Na het ritje kopen we een zakje Jelly Beans. 

Zeven dagen ervoor vierde ik mijn 30e verjaardag in Innsbruck en zes dagen geleden checkte ik in bij Social Hub Wenen. Het hotel leek verdacht veel op het hoofdkantoor van Google. 

Vriendenkoppel A. en B. namen me mee uit eten voor mijn verjaardag. De volgende dag troffen we de rest van de groep bij een zwembad op een heuveltop. We aten patat en dronken wijn. Het begon te onweren. De Uber-chauffeur draaide op eigen initiatief Gangsters Paradise en op ons verzoek Disko Partizani. We dansten in een verrookte bar met interieur van bordeauxrood fluweel. 

Op 26 augustus bereikte ik mijn stip op de horizon. Vriendin W. draaide een volmaakte set in het Badeschiff en wij dansten om haar booth als een stel groupies. Haar set eindigde met een remix van Gotye’s Somebody that I used to know en ik voelde de melancholie in de lucht verdampen en op me neerdalen. Ik kon nu al voelen hoe ik in de toekomst op deze avond terug zou kijken. Ik besloot het gevoel van me af te schudden en voor later te bewaren. Ik besloot dat ik nu, in dit moment, nog harder kon dansen. 

In de dagen erna namen steeds meer mensen afscheid. De zus van W. en haar man vertrokken terwijl we in het park zaten. Ik leende haar trui omdat het onverwacht afkoelde en mocht hem aanhouden. Ze zei: die komt wel terug. Ik werd blij van dat vertrouwen. 

De dag erna verhuisde ik van het hotel naar de logeerkamer van W. De overgebleven vrienden spendeerde hun resterende uren in Wenen in musea. We dronken met z’n allen een laatste kopje koffie op het Museumplein. Vriendin M. vergezelde ons tot aan de boekwinkel. We namen luidruchtig afscheid van elkaar tussen de kasten met Engelstalige literatuur. 

En zo verstilde langzaam maar zeker de week in Wenen. W. en ik keken slechte tv, hielden een knutselmiddag en bakten pannenkoeken. We bezochten het Leopold museum en giechelden om schilderijen met rare gezichten. We veranderden zonder moeite in de meisjes die we tien jaar geleden waren. En als kers op de taart bezochten we Prater, het pretpark in het hart van de stad. 

Ik hou van achtbanen. Ik hou van de nerveuze vrolijkheid en de voorspelbare angst. Afwachten terwijl je omhoog getakeld wordt. De diepte voor je zien, en niks hoeven doen behalve je erin storten. Vooruit! Vooruit! Weten dat de sensatie in je buik komt en weer eindigt. 

W. en ik laten ons langzaam omhoog hijsen. Ik hoor de knarsende scharnieren en zie de volle maan. Voor ik het goed en wel besef tollen we door de lucht, gillend. Ik besef me ergens halverwege de rit dat het ook gewoon lekker is als de boel eens goed opgeschud wordt. Het is eng, misselijkmakend, duizelingwekkend. Maar je voelt ook de frisse wind in je gezicht. 

Een zure kers

De wereld voelt vandaag als een onnodig vijandige plek. Het is even geleden dat ik me zo voelde. Ik heb het niet per se over vijandig in de zin van gewelddadige acties of haatdragend gedrag. Meer in de zin van de harde, luide en scherpe praktijken die vanzelf lijken te ontstaan als je veel mensen bij elkaar zet. 

Ik schrijf dit vanuit een park in Innsbruck. Ik heb alvast besloten dat de omliggende bergen leuker zijn dan de stad. Maar ik ben te moe om ze te bewandelen, dus ik leg me neer in het gras en kijk naar de gekartelde horizon. 

Morgen word ik 30. Ik had me voorgenomen er een speciale dag van te maken. Oostenrijkse gebakjes te eten, mijn eigen gezelschap te vieren, me fantastisch en fabulous te voelen. Dertig, sterk, onafhankelijk. Niet het eind, maar het begin van een tijdperk. Ik ben de kers op mijn eigen kuchen

Helaas is deze kers is inmiddels een beetje murw gebeukt. Zo’n kers die dusdanig verdrukt is geraakt onder het gewicht van alle andere kersen dat je ‘m eigenlijk niet meer wilt eten. Beurs, gebarsten en vastgeplakt in een verloren hoekje van het plastic bakje. 

Twaalf dagen, vijf steden. Het is overal heet en druk. Er is overal een Primark en een Starbucks. Er zijn overal brommers en bussen, elke motor z’n eigen irritante frequentie. Er zijn overal hippe mannen op racefietsen die je bijna aanrijden, kinderen die klinken als dieren in slachthuizen, kerkklokken die je eraan herinneren dat je over bepaalde dingen gewoon niks te zeggen hebt. 

Ik voel me doelloos. Ik heb geen zin om weer een museum te bezoeken of door een stadshart te wandelen. Ik wil niet wéér een cappuccino gaan drinken. Ik wil niet meer met een grote tas rondlopen en voor de honderdste keer de slaapzak – die ik al 3 maanden meezeul en niet gebruikt heb – over straat zien rollen omdat die niet goed vast zat. 

Het helpt niet dat ik gisteren urenlang moest overbruggen op een schimmig, naar urine stinkend busstation in Milaan. Dat een schattig Italiaans meisje haar middelvinger naar me opstak toen ik naar haar glimlachte. Het helpt ook niet dat de airbnb in Innsbruck – die ik rond middernacht bereikte na een hele dag reizen – naast een drukke weg lag. En geen goede gordijnen had. Misschien dat de wereld iets minder vijandig zou voelen als ik had geslapen. Misschien ben ik het zelf, die vandaag vijandig is. 

Morgen word ik 30, en wijsheid komt met de jaren zeggen ze. Ik verwacht alvast een stortvloed aan nieuwe inzichten als cadeautje aan mezelf. 

De weg naar Wenen

Ik wandel van de Arc de Triomf naar Barcelona Nord, het busstation. Rugtas, buiktas, schoudertas. In mijn linkerhand een herbruikbaar tasje met snacks voor in de bus en in mijn rechterhand een overvolle beker koffie van de bodega. Ik heb er ook een wat verdroogd uitziende croissant en een muffin gekocht zodat ik onderweg kan ontbijten. De koffie gutst over mijn pols en het zweet loopt over mijn gezicht. Ik heb geen handen vrij om wat dan ook weg te kunnen vegen dus ik loop zo stevig mogelijk door, koffie slurpend en druppend. 

De afgelopen week was ik in Madrid en Barcelona. Ik bezocht musea, schetste wat in mijn dagboek en als ik heimwee kreeg naar de afgelopen weken, zocht ik een park op om op blote voeten door het gras te kunnen lopen. Ik kwam erachter dat de groene vlakken op Google Maps in de stad meestal synoniem staan voor groepjes esthetisch opgestelde bomen. Bankjes, prullenbak, een grindpad met aan weerszijden struiken achter hekjes. Grasvelden zijn geen gegeven. Google Maps is bedrieglijk. 

De reis naar Lyon duurt 9 uur. Ik blijf er slechts 1 nachtje. Daarna ga ik door naar Turijn, en een paar dagen later naar Innsbruck. Op 24 augustus kom ik aan in Wenen. 

Wenen is geen willekeurige bestemming. Vriendin W. woont er, en geeft een feestje. Meerdere vrienden uit Nederland komen ook. Het maakt me emotioneel om te denken aan het weerzien. Het is idioot, want zo lang ben ik nu ook weer niet weggeweest. Maar na weken vol nieuwe mensen kijk ik erg uit naar vertrouwde gezichten en bekende stemmen. 

Maar er is ook een ander gevoel. Als Wenen de stip in de verte is, wat komt er daarna dan? Is de horizon een lijn waar je over kunt struikelen? En als ik val, waar kom ik dan terecht? 

Mijn missie voor deze zomer is voltooid. Naar verwachting ben ik in september in Nederland. Dan ben ik 3 maanden weggeweest. Ik heb watermeloen uitgedeeld aan pelgrims, stallen uitgemest, hekken gebouwd. Dieren geknuffeld, in rivieren gezwommen, gewandeld. Nieuwe mensen in mijn hart gesloten, en ook weer afscheid van hen genomen. Ik ben van Galicië naar Portugal gereisd, en reis nu van Portugal richting Wenen. Het was en is fantastisch. Het heeft me goed gedaan. Maar toch knaagt er iets. 

Wat wil ik nu precies? Op die vraag heb ik nog geen antwoord gevonden. Ik heb eraan gedacht om na september echt het ruime sop te kiezen. Tijd om de wereld verder te ontdekken. Maar terwijl ik momenteel van stad naar stad hop, realiseer ik me dat dit niet echt mijn wens is. Het is eerder iets wat voelt als een logische vervolgstap voor andere mensen dan voor mezelf. 

Maar wat dan? Terug naar Nederland? Permanent een plekje zoeken in mijn vertrouwde bubbel? Een baan zoeken om de huur mee te betalen en verder gaan op oude voet? Nee. Of althans: niet nu. Ik ben nog niet klaar met onderzoeken. 

Gelukkig zijn er ook dingen die ik wél heb ontdekt. Dat ik goed kan leven in een community, bijvoorbeeld. Dat had ik nooit van mezelf verwacht. Dat rituelen zoals zaterdagse boodschappen me rust geven. Dat ik niet veel nodig heb om me gelukkig te voelen. Dat gras me blijer maakt dan beton, en dat ik uren kan luisteren naar krekels en het geluid van stromend water. Het ecologische leven past niet alleen bij me op papier. Maar ik weet nu ook: dat langer op één plek zijn me blijer maakt dan veel reizen. En dat die plek niet per se in Nederland hoeft te zijn.

Het zijn allemaal flinters. Puzzelstukjes. Ik probeer er een geheel van te maken. Ik probeer te ontdekken welke verlangens van mezelf zijn, en welke van anderen. Wat wil ik? Hoe weet ik wat ik wil? Weten andere mensen wat ze willen? Bij het busstation staat een goedaardig uitziende oudere man. We glimlachen naar elkaar. Op zijn shirt staat in vlammende letters: HELL IS OTHER PEOPLE. Een schril contrast met zijn vriendelijke blauwe ogen en zijn diepe lachrimpels.

Misschien hoort zoeken erbij. Misschien moet ik op dit moment niet meer willen dan dat.

De echte wereld

Mijn rode backpack en ik glijden langzaam omhoog, steeds hoger richting het straatoppervlak.  De roltrap zoemt zachtjes. Ik zie blauwe lucht, hoge gebouwen, en daarna auto’s, mensen in Uniqlo-outfits, schoothondjes aan lijntjes, winkelruiten. Ik ben in Madrid.

Vanochtend was ik nog op Posmorto. Ik werd wakker in mijn tent, de dekens van me afgewoeld, en probeerde niet te denken aan het afscheid wat binnen een paar uur zou volgen. In plaats daarvan liet ik rustig de herinneringen van de afgelopen tijd voor mijn ogen passeren. De warme dagen. De klussen van de laatste week. Hout zagen, hakken en stapelen. Het schoonmaken van de schapenstal. De schapen deden een halfbakken ontsnappingspoging (ze stonden opeens op een ruïne in plaats van erin) dus we bouwden nog wat extra omheining. A., kleine J. en ik maakte een muurschildering op de rots naast de keuken. Op mijn laatste dag bouwde G. met vrienden S. en D. een modderbad.

In de middagen dronk ik pakjes perensap aan de rivier. Als het te warm werd, liep ik in mijn t-shirt het water in en laat me langzaam onderuit glijden. Heupen, ribben, schouders, kruin zakten door het wateroppervlak. Ik liet me opdrogen in de schaduw en de lauwe wind en luisterde hoe D. oefende op zijn gitaar. Nothing else matters. Dream a little dream. Blackbird. Fly me to the moon. Soms ineens Beautiful van Christina Aguilera.

In de avonden zaten we op het terras naast de keuken. D. kookte meestal eten en we aten daar elke avond van alsof we al dagen aan het verhongeren waren. Na het eten luisterden we naar muziek en we praatten tot we stil werden, tot de sterren opdoken uit het donker. En we snakten naar adem als we ze zagen vallen.

Dit alles zal gewoon door gaan zonder mij. De zon gaat op en onder en het water van de Dão blijft stromen. De sterren zullen blijven vallen, de krekels zullen elke nacht tjirpen, de eikels zullen over het dak van de keuken naar beneden blijven rollen. G. blijft dingen bouwen en zuurdesembroden bakken, kleine J. zal kappertje spelen en van de druiven snoepen en A. zal met de rugtas vol flessen rondlopen om de fruitbomen te bewateren. Er zullen nieuwe vrijwilligers komen, en andere vrienden, om in het leven van Posmorto mee te draaien. En ze zullen avonturen beleven, flauw grappen maken, veel leren, veel lol hebben.

Vanochtend nam ik van dat alles afscheid. Het is ongeveer een halve minuut gelukt om me groot te houden voordat ik zat te snotteren. Ik omhelsde en kuste al die lieve mensen en troostte mezelf tussendoor met het knuffelen van de kittens. Daarna vertrok G. met iedereen behalve A. naar de markt (nog zo’n ritueel wat gewoon door zal gaan) en ik slofte naar mijn tent om de pizzapunten van de avond ervoor in mijn tas te proppen. Tot slot liep ik terug naar de keuken om definitief afscheid te nemen van A. Ik stond weer te snuffen en zei sip: ik ga terug naar de echte wereld. En zij zei: maar dit is ook de echte wereld. En ze heeft gelijk.

Eenmaal in de bus zette ik mijn koptelefoon op en opende mijn nieuwe playlist die is ontstaan in de afgelopen twee maanden. De druilerige afspeellijst met verdacht veel Adele, Amy Winehouse en Tina Turner heeft plaats gemaakt voor een nieuwe soundtrack. Shazam heeft overuren gedraaid. Mijn reis krijgt langzaam een nieuw geluid.

Nu ben ik in Madrid. Naast me staat de ventilator op z’n hoogste stand en achter me bromt de wasmachine. In de prullenmand ligt het folie van de laatste pizzapunt. De laatste stiekeme restjes modder van het modderbad heb ik net van me afgewassen. Ik sta aan het begin van een twaalfdaagse solo stedentrip na zes weken natuur. Ik voel me alsof ik wakker ben geworden uit een droom waar ik nog graag even in was gebleven. Zo eentje waarvan het fijne gevoel nog even in je na suddert. Ik zal proberen het zo lang mogelijk warm te houden, te blijven teren op deze herinneringen. Maar mocht mijn verlangen naar de rotsen en de rivier en de inwoners van Posmorto te sterk worden, dan kan ik me altijd nog vasthouden aan de realisatie dat het allemaal geen droom was. Het was de echte wereld, en ik kan altijd terug.

Niets is voor altijd

Morgen ben ik vijf weken op Posmorto. Ik ben blij. Met de mensen, de dieren, de rotsen die altijd gloeien. De grote hoeveelheid boterhammen met chocopasta. Het geritsel van de rivier en de krekels, en de geur van kamperfoelie en dennennaalden. Ik ben veranderd sinds ik hier ben. Mijn kortgeschoren haar is lang genoeg om te zien op welke zijde ik heb geslapen. Mijn onderarmen zijn bruin, en mijn bovenarmen zijn wit. En dat is alleen nog maar de buitenkant.

We bouwden een deel van het schapenhek met mimosa, een houtsoort die zal rotten zodra het veel gaat regenen. Maar dat geeft niet: de rivier zal in de herfst en winter zoveel meters stijgen dat het hek sowieso meegesleurd zal worden door de stroming als het niet wordt afgebroken. De rotsen en stranden waar we nu op zitten zullen volledig onderlopen, en het is altijd de vraag wat tevoorschijn zal komen zodra het water weer zakt.

De schapen hadden een goede tijd op de weide. Elke dag keek ik hoe ze aten, rustten en rondwandelden. Ze leken voor mijn ogen te groeien, en ik merkte dat ik soms dacht aan hoe groot ze zouden zijn, mocht ik terugkeren naar Posmorto. Totdat ik Pirouetje versuft en kwijlend aantrof op het pad. Nog geen vierentwintig uur later was ze overleden. Parasieten hebben zich een weg door haar heen gegeten. Komende zaterdag komt er een nieuw schaap.

Ruim een week was G. met vrienden naar een festival. Ik bleef op Posmorto met A. en kleine J. We kregen de griep, en de dagen werden zo stil dat de krekels me soms onnodig luid leken. Het voelde alsof het voor altijd zo stil zou blijven, alsof dit gebrek aan geluid en de eindeloze ruimte mijn nieuwe nulstand zou worden. Een week later zaten we met acht man aan de tafel. Vrienden, vrienden van vrienden, eten en muziek. En nu er mensen zijn vertrokken, voelt de stilte en de ruimte die ze achterlaten vreemd. Stilte is tijdelijk, en geluid ook. Je kunt wennen aan beide.

De maan, soms een dun nauwelijks waarneembaar schilletje in de hemel, wordt langzaam dik en rond, en krimpt dan weer. Ik vind overal relikwieën van leven: losse schaartjes van rivierkreeften, verdronken motten, de gedroogde huiden van vervelde reptielen en insecten. De grond van het bos is bezaaid met zaden, nieuwe bomen, dode bladeren. Fruit groeit aan de bomen en als dieren/wij het niet opeten zal het vallen, openbarsten en rotten terwijl de insecten feesten in het verkleurde zachte vruchtvlees.

Verschijnen en verdwijnen. Eten en gegeten worden. Vollopen en leegvloeien. Het ene geruisloos inruilen voor het andere. Zonder drama, zonder oordeel, zonder te breken omdat je weet dat voor het ene dat vertrekt altijd iets anders terugkomt.

Mijn telefoon vult zich met reserveringen. Flixbussen naar Madrid, naar Lyon, naar Turijn. Een treinticket van Innsbruck naar Wenen. Ook ik ben hier tijdelijk. Ik weet dat ik kan terugkomen, en ik weet ook dat dingen dan anders en hetzelfde zullen zijn. Ik weet dat dat tijd erosie veroorzaakt zoals de rivier stenen doet slijten. Dat er nieuwe dingen zullen opkomen en weer afsterven. Het is altijd de vraag wat door de seizoenen heen overeind blijft.